Eerst een boterhammetje hartig, dan een boterhammetje zoet. Dat is een gewoonte in veel huishoudens, waarvan ik zou zeggen: denk er nog eens goed over na. Ten eerste, je leert je kinderen het omgekeerde van wat je wilt: je leert ze namelijk dat hartige boterhammetjes níet lekker zijn.
Wantrouwen
Het tweede punt is ernstiger: Je leert je kinderen te wantrouwen wat ze lekker vinden: dat zal wel niet zo goed voor je zijn. Kauw vooral eerst je slappe plakkie brood met het naar plastic smakende velletje voorverpakte jonge kaas weg: denk niet dat eten genieten is, het is afzien. Zo bereid je je voor op een leven waarin het ook niet altijd genieten is: de lusten komen met de lasten, pas na het zure komt het zoet, het kan niet alle dagen zondag zijn, en meer zulke oerhollandse calvinistische wijsheden.
Temperen
Daar zit natuurlijk veel verstandigs in. Als het echter om meer dan alleen boterhammetjes gaat, en het temperen van verlangen een belangrijke component in een hele opvoeding is, dan heeft dat vaak een verregaande doorwerking op persoonlijke ontwikkeling en latere relaties. De temperende Hollandse waarden leren een kind namelijk ook iets anders niet: ze leren je niet om op te komen voor wat je het liefste wilt, ruimte in te nemen, kleur te bekennen! En daar géén compromissen in te sluiten.
Ik kies alles
Voor zo’n houding moeten we inspiratie buiten de polder zoeken. Bijvoorbeeld bij Theresia van Lisieux. Ze leefde aan het einde van de negentiende eeuw, toen goede opvoeding nog veel dwingender opgelegd werd dan nu. Van haar wordt verteld dat ze als kind een mand met cadeautjes voorgehouden kreeg om te kiezen wat ze wou. ‘Ik kies alles’ zei ze toen.
Een ongebruikelijke pedagogische les van de kleine Thérèse: leer om te willen wat maar binnen je bereik ligt, en daar dan totaal voor op te komen!